2012-02-13 Inke blog

De Kracht van de Voorouders.

In het Sjamanistische wereldbeeld is Vuur de belangrijkste leven-gevende kracht. Elk Vuur is deel van het Vuur van de creatie, deel van de oerkracht die aan het bestaan ten gronslag ligt. Ieder die leeft heeft een warm lichaam, en die warmte is het resultaat van verbranding, van een onzichtbaar innerlijk Vuur, en ook dit Vuur maakt deel uit van de leven-gevende kracht. Iemand die net gestorven is koelt snel af -het fysieke lichaam wordt koud, het innerlijke Vuur is uitgegaan, of beter : terwijl de ziel zich van de materie losmaakte heeft het Vuur zich samen met de Ziel terug getrokken. In veel Sjamanistische culturen wordt een stervende na het stoppen van de ademhaling enige tijd niet aangeraakt. Dat gebeurt pas na een aantal uren, als het lichaam helemaal koud is en het fysieke stervensproces is voltooid. Vuur bestaat uit twee componeneten vlam en hitte. De basiseigenschap van vlam is dat het verandering teweegbrengt. Het vlam-aspect van Vuur heeft een heel specifieke kracht, waarmee medicijnmensen bepaalde soorten genezings-processen kunnen uitvoeren. Vlam kan bijvoorbeeld door Sjamanen worden gebruikt om gebroken botten weer samen te laten groeien in een periode van dagen inplaats van weken. Iemand die het vlam-aspect van het Vuur weet te hanteren kan allerlei fysieke processen in de materie van het lichaam versnellen. Het andere aspect van Vuur : hitte, heeft een heel andere aard. Hitte kan als pure kracht worden beschouwd, kracht die elke ruimte opvult die ervoor beschikbaar wordt gesteld. In Sjamanistische genezingsgebruiken wordt hitte niet gebruikt om te transformeren, maar bijvoorbeeld om het immuun-systeem of andere zelfregulerende capaciteiten van het lichaam en de geest te versterken.